woensdag 23 november 2011

Waar zitten de “winstpakkers” bij de decentralisaties?

De Rijksoverheid en de provincies gaan taken overdragen aan de gemeenten. De gemeenten staan aan de vooravond van drie grote decentralisaties:

- Begeleiding gaat van de AWBZ naar de WMO;

- Jeugdzorg gaat van de provincie naar de gemeente;

- Er komt een nieuwe Wet Werken Naar Vermogen.

De gedachte achter deze decentralisaties is, dat gemeenten de uitvoering beter zouden kunnen doen dan het nu gebeurt, waardoor het effectiever en efficiënter kan. In totaal zou het zo’n 5% goedkoper moeten kunnen. Een belangrijke winst zou te halen moeten zijn door het beleid voor deze drie terreinen op elkaar af te stemmen.

Wat ik mij nu afvraag is waar dat voordeel vandaan moet komen en waar de synergie zit? Organisatorisch gezien zal het niet meevallen. Binnen een gemeente vallen de drie beleidsterreinen vrijwel altijd onder twee en soms zelfs drie directies/afdelingen. Het zijn vrijwel altijd verschillende ambtenaren (en wethouders) die zich ermee bezig houden. Elk van de afdelingen of ambtelijke teams heeft zijn handen meer dan vol aan het voorbereiden van zijn eigen decentralisatie. Op zich is dat al knap ingewikkeld, er zijn veel onzekerheden, een krap tijdspad en het gewone werk moet ook gedaan worden. Het over de muur van het eigen beleidsterrein heen kijken valt dan niet mee. Met andere woorden: iedereen heeft zijn handen vol aan zijn eigen transitie, maar wie zorgt nu voor de integrale transformatie?

Inhoudelijk gezien vind ik het ook nog niet zo eenvoudig om de “winstpakkers” aan te wijzen. Uitkeringen worden straks verstrekt op gezinsniveau, in plaats van op individueel niveau. Hier is misschien vanuit de andere beleidsterreinen op aan te haken, zodat er minder lijntjes naar één gezin lopen en de problematiek integraler aangepakt kan worden. Verder zit er vast wat overlap tussen activering van een werkloze, activiteiten voor lichtgehandicapten of begeleiding van jongeren en soms betreft het één en dezelfde persoon. Als je dat soort zaken goed weet te combineren valt er hier en daar misschien wat winst uit te filteren. Toch heb ik de grote klappers nog niet ontdekt. Wie ziet ze wel? Ben benieuwd naar ideeën en goede voorbeelden!

vrijdag 21 oktober 2011

Wat is leiderschap?

Vandaag had ik een discussie met iemand over wat nu eigenlijk de kenmerken zijn van een leider in een maatschappelijke onderneming (of elders). Een onderwerp dat natuurlijk van alle tijden is, maar de visie erop is niet altijd gelijk geweest. Zo wordt momenteel veel gesproken over "dienend leiderschap". Zelf niet voor de troepen gaan staan en de instructie geven, maar zorgen dat de randvoorwaarden er zijn, zodat de troepen optimaal hun eigen weg kunnen gaan.
Verder is leiderschap natuurlijk altijd afhankelijk van de context. Misschien was Jan Timmer de ideale generaal om operatie Centurion bij Philips uit te voeren, maar zou hij ongeschikt zijn om leiding te geven aan een ambtelijke stuurgroep die de randvoorwaarden moet verkennen voor een nieuw duurzaamheidsbeleid in een Europese context (wie is daar overigens wel geschikt voor???).
Mijn eigen opvatting is vrij simpel. Ik denk dat een goede leider drie eigenschappen moet hebben: 1. het hebben van een visie, 2. de vaardigheid om die visie op alle niveaus goed te communiceren en 3. een rechte rug op het moment dat er tegenwind komt.
Juist nu veel organisaties onder druk staan en er hier en daar sprake is van crisisachtige situaties wordt het kaf van het koren gescheiden als het aankomt op leiderschap. Ik zie veel bestuurders waar één van de drie eigenschappen ontbreekt. Maar zo nu en dan zie je ook iemand die alle drie de onderdelen beheerst en dat zijn volgens mij de toppers die nu hard nodig zijn!

donderdag 13 oktober 2011

Gemeenten en welzijn willen andere sturing



















Twee weken geleden vond de bijeenkomst over Vernieuwd Partnerschap plaats, die ik samen met Stefan Cloudt organiseerde voor gemeenten en welzijnsinstellingen. Naar aanleiding van mijn benchmarkonderzoek naar de welzijnsfunctie bij gemeenten, faciliteerde ik een onderdeel over “samen sturen op welzijn”.

Ik onderscheid vier concepten van sturing. Via het dashboard, via de klantervaring, via de ervaring van andere professionals en via visitatie. In de bijeenkomst kwamen de concepten uitgebreid aan bod. De deelnemers maakten een inventarisatie van hoe zij momenteel sturen en hoe ze dat idealiter in de toekomst zouden zien. Daaruit bleek een behoorlijke verandering. Het dashboard neemt in belang af en de andere vormen nemen toe. Voor details, zie
verslag van de bijeenkomst.

vrijdag 16 september 2011

Geslaagde expertmeeting Awbz-Wmo




Afgelopen maandag organiseerde ik in Rotterdam een expertmeeting met vertegenwoordigers van gemeenten en zorginstellingen over de transitie van het onderdeel begeleiding van de Awbz naar de Wmo. Wat betekent dit voor de gemeenten? Hebben zij wel genoeg kennis en hoe gaan ze het organiseren? Maar evenzeer zijn er veel vragen voor de zorginstellingen. Hoe kunnen zij innovatiever en ondernemender worden? Kunnen zij samenwerken met welzijn? Hoe krijgen zij hun kennis gedeeld met de gemeenten?

Veel vragen die aan bod kwamen. Het was interessant en zinvol om zo eens met de benen op tafel te praten met mensen uit beide sectoren. We hebben kansen en bedreigingen geïnventariseerd en nagedacht over het tijdspad.

Later in het najaar komt er een vervolgbijeenkomst en we hebben een Linkedin discussiegroep opgestart: http://linkd.in/raEbWx


zondag 28 augustus 2011

Doet MEE straks nog mee?

Op 22 juni heeft de staatssecretaris van VWS een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met haar visie op cliëntondersteuning. De visie is gericht op participatie in brede zin, voor de doelgroep AWBZ, Wajong, Wsw en Wmo. Bij cliëntondersteuning gaat het om ondersteuning bieden aan mensen die (tijdelijk) verminderd zelfredzaam zijn, bij het oplossen van een vraag of situatie, die zo complex is dat hij of zij het niet zelf (of met de omgeving) kan oplossen. Hierbij kan het gaan om informatie en advies, maar vooral om vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij complexe, meerdere levensdomeinen omvattende vraagstukken. Momenteel is het zo dat gemeenten (via de WMO prestatieveld 3) verantwoordelijk zijn voor cliëntondersteuning. Echter voor de groepen lichamelijk, verstandelijk en zintuiglijk gehandicapten wordt de uitvoering gedaan door de organisaties van MEE en zij krijgen ook de middelen daarvoor.

Het streven van de staatssecretaris is om de regiefunctie van de gemeenten te versterken en zoveel mogelijk vanuit één (gemeente)loket te werken. De gemeenten krijgen daarom op termijn de volledige zeggenschap over het budget voor cliëntondersteuning. Het is aan gemeenten om dan te besluiten of zij het budget willen besteden bij MEE, of dat zij cliëntondersteuning op een andere manier willen organiseren.

De vraag is nu natuurlijk waar dit op de werkvloer toe gaat leiden? Allereerst denk ik dat het goed is dat de gemeenten straks het budget krijgen voor de taken waar zij juridisch voor verantwoordelijk zijn. Voorts is het de vraag wat ze ermee gaan doen. Ik denk dat dit in de eerste plaats afhangt van de kwaliteit die de lokale MEE-organisaties leveren en dat kan per regio verschillen. Vervolgens zullen gemeenten moeten kijken of er schaalvoordelen te behalen zijn door integraler te werken. De cliëntondersteuning voor gehandicapten kan dan misschien gecombineerd worden met andere reeds bij de gemeente bestaande vormen van dienstverlening. Het gevolg hiervan kan zijn dat MEE daar een sterke rol in krijgt als zij haar eigen expertise complementair kan laten zijn aan dat andere. Het kan ook zijn dat juist de gemeente zelf meer naar zich toe trekt of meer uitbesteedt naar bijvoorbeeld zorg- en welzijnsinstellingen. Het laatste woord is er vast nog niet over gezegd. Vooralsnog blijft voor mij de vraag: doet MEE straks nog mee?

vrijdag 12 augustus 2011

Welke ambtenaar is de helikopterpiloot?

De praktijk van alle dag. De helft van de collega’s is op vakantie. Desondanks moeten nu de laatste onderdelen van de begroting worden rondgebreid. Druk, druk, druk! Er moet fors bezuinigd worden. Daar weer bovenop zijn er wetswijzigingen die eraan komen (WWB, WMO, decentralisatie Jeugdzorg). Ondertussen is er natuurlijk ook de business-as-usual. Nog een notaatje dat af moet, wat brieven beantwoorden, afstemmen met een collega die net terug is van vakantie, etc.

Het meest logische is dat in alle hectiek de zaken worden afgehandeld in de volgorde waarin ze zich aandienen of anders toch in de volgorde waarin de deadlines zich aandienen. Zeker in deze tijd waarin vaak het ambtelijk apparaat moet inkrimpen en de inhuur van externen uit den boze is, is het dus buffelen om het hoofd boven water te houden.

De vraag is alleen, als er zoveel tegelijk aan de hand is, volstaat dan een reguliere werkwijze? Als kaasschaven niet meer helpt, de spelregels veranderen en de capaciteit overal afneemt, wie is dan in staat om de dagelijkse werkelijkheid te ontstijgen en op metaniveau verbanden te leggen? Wie ontstijgt de materie om op zoek te gaan naar de synergie-effecten? Wie neemt de tijd om de revolutionaire veranderingen te bedenken, waardoor er echt anders gewerkt kan gaan worden?

Volgens mij ligt daar de uitdaging! Welke ambtenaar is in staat om ondanks alle drukte en chaos, een helikopterview aan te nemen. Welke ambtenaar is de helikopterpiloot?

zondag 24 juli 2011

Gemeenten denken niet economisch na over wijkeconomie

Onlangs verscheen het rapport ‘Doorzetten en loslaten’ van de landelijke Visitatiecommissie Wijkaanpak. Deze commissie heeft de aanpak in een aantal achterstandswijken onder de loep genomen en verbetervoorstellen gedaan. Eén van de aanbevelingen is dat wijkeconomie onvoldoende wordt ingezet. Voor zover er aan wijkeconomie gedaan wordt, zijn dat vooral ad hoc subsidieprojecten, maar aan een economische visie ontbreekt het.
Zelf heb ik het ook meegemaakt dat bij een gemeente bedacht werd dat de lokale economie wel gestimuleerd kon worden door bepaalde bedrijvigheid te subsidiëren. Daarbij werd onvoldoende de vraag gesteld waarom de bedrijvigheid er zonder subsidie niet was? Waarom de markt er niet zelf in voorzag? Hoe het in de toekomst zou moeten draaien zonder subsidie? Als die vragen niet goed beantwoord zijn en er geen duidelijke business case onder ligt, wordt het project een bodemloze put.
Waar het om gaat bij een visie op wijkeconomie is te kijken hoe en waar er waarde gecreëerd kan worden in een wijk en welke randvoorwaarden daarvoor nodig zijn. Op basis daarvan kan dan een terugverdienmodel gemaakt worden en kan gekeken worden wie de belanghebbenden zouden zijn die mee kunnen doen. De gemeente moet zich dan richten op het creëren van de randvoorwaarden en het inzichtelijk maken naar de toegevoegde waarde die gerealiseerd kan worden en het bijeen brengen van de partijen. Het is een hele opgave, maar als het goed is verdient het zichzelf terug. Dat is een heel ander beleid voor wijkeconomie dan het zoveelste ad hoc subsidieprojectje.

vrijdag 15 juli 2011

Nu koffietijd voor gemeenten en zorg


Hoewel het komkommertijd is, vind ik dat het nu vooral koffietijd is voor beleidsmedewerkers van gemeenten en zorginstellingen. Koffietijd, om bij elkaar te gaan zitten en met de benen op tafel te bespreken wat de veranderingen zijn die eraan staan te komen. Ofschoon het misschien nog niet 100% in kannen en kruiken is, wordt straks een deel van de AWBZ overgeheveld naar de WMO. Dagbesteding, waar zorginstellingen nu een rekening voor kunnen indienen bij de volksverzekering, zal straks via gemeenten worden ingekocht.
Zoals het er naar uit ziet, zal dit net als de huishoudelijke hulp door de gemeenten worden aanbesteed. De vraag is nu natuurlijk hoe dat straks allemaal handen en voeten gaat krijgen. Om de verandering goed vorm te geven, lijkt het mij van groot belang dat gemeenten en zorginstellingen zich nu (deze zomer) verdiepen in elkaars achtergrond. Om een goed bestek en een goede selectie te kunnen maken is het van belang om het proces van de zorgverleners goed te snappen. Om een kansrijke propositie te kunnen doen helpt het als er inzicht is in de werkwijze van een gemeente. Het is van belang om elkaars taal te spreken. Hoe eenvoudig dat misschien lijkt, vanzelfsprekend is het niet.
Vanaf het moment dat duidelijk is hoe alles gaat worden zal weldra formeel gestart moeten worden met alle voorbereidingen. Zodra een aanbestedingstraject gaat lopen, komen gemeente en zorginstelling in andere een verhouding ten opzichte van elkaar. Het wordt dan lastiger om zo maar van alles uit te wisselen (een gemeente mag geen van de potentiële aanbieders bevoordelen). Het gedrag wordt dan strategischer en minder open.
Volgens mij moet de komkommertijd dus benut worden om informeel eens bij elkaar te gaan buurten. Het is nu koffietijd!

zondag 1 mei 2011

Wat staat er nog meer in het bestuursakkoord?


Vorige week sloten het kabinet, de provincies, de gemeenten en de waterschappen een bestuursakkoord. Het moet nog door de achterbannen worden goedgekeurd, maar het onderhandelingsakkoord is gereed. Via de media kregen we te horen dat er harde noten in worden gekraakt over de sociale werkvoorziening (er komt een nieuwe Wet Werken Naar Vermogen). Ook viel er te lezen dat kleine gemeenten het heel zwaar zullen krijgen omdat ze er taken bij krijgen die ze niet aankunnen. Grote gemeenten mogen zich evenmin rijk rekenen, want zij krijgen taken doorgeschoven die met minder geld moeten worden gedaan dan het rijk dat deed. Bij nadere lezing staat er echter nog veel meer in het akkoord. Hierbij een willekeurige opsomming van enkele andere punten die mij opvallen.
- Decentraal wat kan, centraal wat moet.
- Het verhogen van de efficiëntie door het vergroten van de arbeidsproductiviteit (volgens mij werkt dit juist andersom).
- Het Rijk en medeoverheden verminderen met ingang van 2012 de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met minstens 5% per jaar.
- De normeringssystematiek “trap-op-trap-af” wordt met ingang van 2012 weer hersteld. Dit betekent dat de omvang van de bedragen die lagere overheden ontvangen van het Rijk, gekoppeld worden aan de omvang van de Rijksuitgaven. Als het Rijk meer uitgeeft, stijgt het gemeentefonds en als het Rijk minder uitgeeft, daalt het gemeentefonds. Medeoverheden delen zo evenredig mee in de ontwikkelingen die zich voordoen in de Rijksbegroting.
- Lagere overheden zetten in op beperking van de (kosten)stijging en niet op het verhoging van de opbrengsten van lokale belastingen.
- Het Rijk zet in op afschaffing van de verpakkingsbelasting.
- De begeleiding van mensen met een beperking wordt geschrapt uit de AWBZ en komt onder de WMO te vallen. Het moet dus op een andere wijze gefinancierd en aangestuurd gaan worden.
- Art. 3.4 WMO wordt aangescherpt. Gemeenten moeten hun beleidsplan concreter maker.
- Art. 9 WMO wordt verbeterd. Het Rijk ziet af van verticaal toezicht.
- De bestrijding van muskusratten wordt overgedragen van provincies aan waterschappen en levert 19 miljoen euro op.