Het imago van de jeugdzorg in Nederland is niet geweldig.
Menig minister beloofde reeds dat de wachtlijsten zouden worden opgelost, maar
wat er veelal van terecht kwam was een onopgelost hoofdpijndossier. Wellicht
dat de decentralisatie naar gemeenten een doorbraak gaat vormen. In dat kader
vroeg ik mij af waar nu eigenlijk op wordt gestuurd bij de Bureaus Jeugdzorg.
In dit kader was het interessant om een in 2006 opgesteld rapport van de
MO-groep tegen te komen met prestatie-indicatoren voor de Jeugdzorg. Het
rapport is opgesteld in samenwerking met belangrijke partijen, zoals het IPO en
twee ministeries. Er worden 10 prestatie-indicatoren in benoemd die overal in
Nederland ingevoerd zouden moeten worden. “Alle betrokken partijen wensen zich
te laten aanspreken op hun prestatie.”, zo staat er verder te lezen. Het is
geen gemakkelijke opgave en daarom zal pas met ingang van 1-1-2009 het systeem
bij alle Bureaus Jeugdzorg in Nederland in werking kunnen zijn.
Interessant! Inmiddels is het 2012 en ik heb er eens een
paar jaarverslagen op nageslagen: Brabant, Rijnmond en Haaglanden. Wat blijkt
is dat van het systeem met de tien prestatie-indicatoren weinig tot niets is
terug te zien. Haaglanden rapporteert nog het meest, maar toch blijft het
veelal steken op input- niveau: aantal meldingen, aantal gesprekken, aantal
adviezen, etc. De mate waarin problemen zijn opgelost valt nauwelijks terug te
lezen.
De vragen die daarmee opgeroepen worden zijn: hoe sturen ze
nu echt? Worden de indicatoren uit 2006 gebruikt? Waarom wordt daarover niet
verantwoord? Ik kom er niet uit. Ik wil graag geloven dat een strakke sturing
de werkelijkheid is, maar kan vooralsnog niet anders concluderen dan dat het
vooral een droom lijkt te zijn.