Hoe moet het verder met de deelgemeenten? Een vraag die zo oud lijkt te zijn als de weg naar Kralingen. De discussie stopt nooit, sluimert altijd door en gemiddeld eens per half jaar laait hij op. De laatste keer echter leek een doodsteek dan toch nabij. Het kabinet had op, naar mijn mening zeer vage gronden, het besluit genomen dat het klaar moest zijn. De Tweede Kamer steunde het voorstel en ook in de Eerste Kamer lijkt er een ruime meederheid voor te zijn. Jammer, dat wel. Deelgemeenten kunnen een goede bijdrage leveren aan ons lokaal bestuur, mits ze goed worden uitgerust en iedereen zich aan de decentralisatiespelregels houdt (gemeente en deelgemeenten blijven weg uit elkaars beleidsterreinen). Maar goed, beter afschaffen dan half in stand houden en beter duidelijkheid dan een eeuwige discussie, de duidelijkheid was nu verschaft!
Helaas… Amsterdam en Rotterdam leggen zich niet bij het
besluit neer en gaan toch weer op zoek naar een alternatief. Volgens mij is dat
het ergste scenario dat kon gebeuren. Met een goed mandaat in stand houden, zou
kunnen en afschaffen zou kunnen, maar geen tussenvorm. Tussenvormen zijn in dit
geval gedrochten. Ze tonen grote democratische mankementen, scheppen een schijnwerkelijkheid
voor burgers, stimuleren niet dat ambitieuze goede mensen deelnemen in de
structuur, zijn inhoudelijk een wassen neus omdat ze geen bevoegdheden hebben
en leveren nauwelijks besparing op, omdat surrogaat vrijwel hetzelfde kost als
echt.
In Rotterdam zijn er nu twee modellen bedacht waar uit
gekozen zou kunnen worden. Een model met gebiedsbestuur en een model met
wijkparticipatie. Beide zijn extreme vormen van exotisch bestuurskundig
hobbyisme, die in de praktijk op veel praktische bezwaren stuiten.
Bij het gebiedsbestuur kiezen Rotterdammers 100 personen die
een plan moeten gaan maken voor de deelgemeentegebieden. Zij zijn op
persoonlijke titel gekozen en zijn dus aan niemand verantwoording verschuldigd
gedurende de vier jaar na de verkiezingen. Als ze er een potje van maken, kan
niemand ze wegsturen. Daarnaast is het al erg de vraag wat voor soort mensen zich
kandidaat gaan stellen en hoe zij tot een soort van coalitie moeten komen om
een plan te maken. Ook als zij een plan maken dat haaks staat op de visie van
het gemeentebestuur is onduidelijk wat er dan moet gebeuren. Kortom, een vreemd
experiment, waarvan het ook nog eens de vraag is, welk probleem er mee wordt
opgelost en wie hier blij van zou moeten worden, behoudens de 100 winnaars van
de beauty-contest.
Bij de wijkparticipatie, krijgen we een soort
districtenstelsel, met één gekozen vertegenwoordiger per wijk. Een systeem van “the
winner takes it all”. In Rotterdam zijn twee partijen veruit het grootst, en
zij zullen dus de 55 wijkraadszetels onderling verdelen, al is het het meest
waarschijnlijk dat de grootste van deze twee vrijwel alle 55 zetels in de wacht
zal slepen. Vervolgens wordt de wijkvertegenwoordiger een soort wijkkoning die
eveneens geen verantwoording meer hoeft af te leggen aan een
volksvertegenwoordiging, met alle risico’s op cliëntilisme
en dergelijke van dien, zoals Rotterdam dat kende vanuit de stadsvernieuwing en
waarvan de laatste uitwassen nog steeds niet zijn uitgewist.
Er zijn nog veel meer redenen te bedenken waarom de beide
Rotterdamse alternatieven hopeloos zijn. Ik laat het hier nu even bij.
Afschaffen betekent afschaffen (hoe jammer misschien ook), maar laten we dat
dan nu wel doen!