vrijdag 22 juni 2012
Risico’s garantstelling geldt ook voor gemeenten
maandag 18 juni 2012
Sturing in jeugdzorg, droom of werkelijkheid?
maandag 21 mei 2012
Lenteakkoord ingrijpend voor gemeenten
- De totale bezuinigingen in het akkoord bedragen 16 miljard euro. Doordat de hoogte van het gemeentefonds gekoppeld is aan omvang van de rijksuitgaven, zal dus het gemeentefonds naar rato worden gekort (trap-op-trap-af-methodiek). Gemeenten krijgen dus minder geld en zullen moeten bezuinigen.
- Vanaf volgend jaar moeten gemeenten, provincies en waterschappen verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. De partijen verwachten dat de staatsschuld naar beneden wordt gebracht wanneer lagere overheden worden gedwongen zaken te doen met het Rijk. Het gevolg hiervan voor gemeenten is, dat zij vermoedelijk enerzijds een lager rendement op hun vermogen halen en anderzijds hun mogelijkheden om te investeren beperkter worden.
- Door de maatregelen van het kabinet wordt het lastiger om een hypotheek te krijgen of in elk geval worden de voorwaarden minder gunstig. Dit heeft een negatief effect op de woningmarkt. Het gevolg daarvan is dat het een drukkend effect op de huizenprijzen zal hebben. Een gevolg daarvan is dan dat gemeenten minder OZB zullen kunnen innen bij hun ingezetenen.
- Ambtenaren moeten twee jaar genoegen nemen met een nullijn. Deze maatregel lijkt (financieel) gunstig voor gemeenten, maar het effect wordt teniet gedaan als gemeenten naar rato minder geld krijgen in het gemeentefonds. Bovendien heeft de VNG juist een voorlopig CAO-akkoord met de vakbonden afgesloten, dat uitgaat van 1 procent loonsverhoging per 1 januari van dit jaar, dan nog eens 1 procent per 1 april en in augustus een eenmalige uitkering. Als dat ongewijzigd blijft, dan betekent het dus dat de nullijn betaald moet worden uit de gemeentebegroting en ook dat leidt tot extra bezuinigingen.
zondag 15 april 2012
Wat is de rol van intuïtie in onderwijs en jeugdzorg?
Nobelprijswinnaar voor de economie, Daniel Kahneman, toont in zijn boek “Ons feilbare denken” aan, dat in onze samenleving wij dikwijls te veel blind varen op de intuïtie van experts. Hij haalt hier met name onderzoeken aan van Paul Meehl en Robyn Dawes. De belangrijkste conclusie uit de onderzoeken is dat een eenvoudig algoritme vaak goed genoeg is om het oordeel van een expert ruimt te overtreffen.
Een klassieke toepassing van deze benadering is een simpel algoritme dat het leven van honderdduizenden zuigelingen heeft gered, de Apgar-test. Deze eenvoudige test die bij baby’s 1 minuut na de geboorte wordt afgenomen bepaalt aan de hand van vijf simpele variabelen (hartslag, ademhaling, reflex, spiertonus en kleur) wat de toestand is van de baby en of er ingegrepen moet worden. Sinds de invoering van de test is het aantal baby’s dat na de geboorte overleed significant afgenomen. Deze afname is gerealiseerd in weerwil van het feit, dat voor de invoering van de test dokters en verloskundigen op basis van hun ervaring en intuïtie bepaalden wat er nodig was. Ondanks de grote ervaring van veel van deze professionals, bleek dat zij toch heel vaak de verkeerde keuze maakten.
Een soortgelijk voorbeeld haalt Kahneman aan uit zijn eigen ervaring bij het Israëlische leger. Vroeger werden rekruten geïnterviewd door ervaren legerpersoneel, waarna deze door de wol geverfde oud-strijders op basis van hun eigen inzicht bepaalden voor welk legeronderdeel de rekruut het meest geschikt zou zijn. Later heeft men deze aanpak vervangen door een eenvoudige vragenlijst met een paar vragen. Vervolgens bleek dat de voorspellende kracht van die vragenlijst vele malen hoger was dan die van de intuïtie van de experts.
In het boek wordt vanuit de psychologie en de statistiek verklaard hoe het komt dat wij vaak te veel vertrouwen hechten aan het intuïtieve oordeel van experts. Het gaat te ver om dat hier nu uit te pluizen. Waar het mij wel om gaat is de vraag, in hoeverre er in bepaalde sectoren zoals onderwijs en jeugdzorg te veel wordt afgegaan op de intuïtie van bepaalde professionals, terwijl een hoger resultaat bereikt zou kunnen worden door te werken met eenvoudige algoritmes zoals de Apgar-test? Als er zoveel kinderen zijn met “een vlekje” die speciaal onderwijs nodig hebben, kan dat dan mede te maken hebben met de methodiek waarmee de oordeelsvorming plaatsvindt? Volgens mij een erg actueel vraagstuk!