vrijdag 21 september 2012

Meer belastingruimte voor gemeenten? Liever niet!

In deze tijden van crisis en grote veranderingen in het publieke domein, zijn steeds meer geluiden te horen (onder meer uit VNG-hoek), dat gemeenten meer mogelijkheden zouden moeten hebben om zelf belasting te heffen. Gemeenten zouden daarmee dan meer invloed krijgen op hun inkomsten en daardoor meer keuzevrijheid en speelruimte hebben bij het uitvoeren van hun taken.
Mij lijkt dit een onwenselijke ontwikkeling. In de eerste plaats denk ik dat het een belemmering zou vormen bij het voeren van een gedegen macro-economisch beleid door de Rijksoverheid. De minister van financiën heeft als taak om te zorgen dat het met ons land als geheel economisch gezien de goede kant op gaat. Hij heeft daarvoor een aantal instrumenten die in onderlinge samenhang effect hebben. Als één van die instrumenten uit handen wordt gegeven, kan er dus minder goed gestuurd worden. Dus als bijvoorbeeld het kabinet op macro-economische gronden kiest voor lastenverlichting, dan zou het onwenselijk zijn als dat vervolgens ongedaan wordt gemaakt door lastenverhoging door de gemeenten. Mij gaat het dus niet om de vraag wel of geen lastenverlichting (want dat is een politieke), maar om de kwaliteit en effectiviteit van je instrumentarium.
Een tweede bezwaar is wat mij betreft, het feit dat gemeenten onder druk staan om te reorganiseren als gevolg van onder meer de diverse decentralisaties en soms een verkeerd uitgepakt grondbeleid in het verleden. Naar mijn mening betekent dat dat er getransformeerd moet worden en dat er keuzes gemaakt moeten worden om dingen anders of niet meer te gaan doen. Ik denk niet dat in zo’n situatie de weg van de minste weerstand gekozen zou moeten kunnen worden door belasting te gaan heffen bij de burger, om vervolgens zelf dan niet of minder te hoeven veranderen.
Tot slot, ben ik bang dat extra belastingruimte ook het risico in zich heeft dat gemeenten inkomenspolitiek gaan bedrijven. Vanuit macro-economische overwegingen zou dat wederom onwenselijk zijn. Wat mij betreft hebben we één instrument voor inkomenspolitiek en dat is de inkomstenbelasting. De hoogte en de mate van differentiatie is natuurlijk een politieke keuze, maar het is wel van belang om het bij één instrument te laten. Als er twee knoppen komen waar aan gedraaid kan gaan worden, dan ontstaat er een vleugellam instrument. Wat de ene overheidslaag invoert, maakt de andere weer ongedaan of verzwaart het juist, waardoor sturing op het totale effect onmogelijk wordt.
Kortom, het klinkt misschien aantrekkelijk in moeilijke tijden, maar is onverstandig. Als gemeenten meer geld nodig hebben om hun problemen op te lossen, dan moet de Rijksoverheid de inkomstenbelasting maar omhoog doen om daarmee het gemeentefonds op te kunnen hogen. Althans… voor wie dat politiek wenselijk vindt.

vrijdag 22 juni 2012

Risico’s garantstelling geldt ook voor gemeenten


De Algemene Rekenkamer heeft gisteren een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat de Rijksoverheid risico’s loopt door zich met enige regelmaat voor van alles en nog wat garant te stellen (zie: hier). De Tweede Kamer krijgt momenteel geen periodiek en integraal inzicht in de risico’s voor de overheidsfinanciën, en de mogelijkheden om deze te beheersen.
Voor gemeenten is dit volgens mij eveneens een belangrijk aandachtspunt. Formeel is overigens wel geregeld dat de gemeenteraad inzicht moet krijgen in de risico’s. Deze dienen namelijk gerapporteerd te worden in de verplichte paragrafen van de Programmabegroting. Desondanks, heb ik verschillende keren van nabij meegemaakt dat het erg verleidelijk kan zijn voor een gemeente om een garantstelling af te geven voor bijvoorbeeld een kunstgrasveld of een voetbalkantine. In principe vind ik dat gemeenten dat niet zouden moeten doen. Door zich er mee in te laten gaan ze eigenlijk op de stoel van de banken zitten. Banken zijn erin gespecialiseerd om economische risico’s in te schatten en daar een prijskaartje aan te hangen. Gemeenten zijn dat niet. Het is dus maar zeer de vraag, waarom een gemeente een garantstelling zou moeten afgeven voor een sportvereniging, als die vereniging bij de bank niet verder geholpen kan worden.
Natuurlijk klinkt het sociaal en maatschappelijk betrokken om de voetbalclub een handje te helpen. Maar welke garantie kan de club geven dat het geweldig bestuur dat er nu zit er over 10 jaar ook nog zit? Mocht overigens een gemeente vanuit het maatschappelijk belang toch iets willen doen voor een sportvereniging, dan is het veel transparanter om gewoon een subsidie te geven. Daarvan is de hoogte en de duur op voorhand te overzien en er zit geen speculatief element in zoals bij een garantstelling. Kortom, wees voorzichtig met garantstellingen, ook als gemeente!

maandag 18 juni 2012

Sturing in jeugdzorg, droom of werkelijkheid?

Het imago van de jeugdzorg in Nederland is niet geweldig. Menig minister beloofde reeds dat de wachtlijsten zouden worden opgelost, maar wat er veelal van terecht kwam was een onopgelost hoofdpijndossier. Wellicht dat de decentralisatie naar gemeenten een doorbraak gaat vormen. In dat kader vroeg ik mij af waar nu eigenlijk op wordt gestuurd bij de Bureaus Jeugdzorg. In dit kader was het interessant om een in 2006 opgesteld rapport van de MO-groep tegen te komen met prestatie-indicatoren voor de Jeugdzorg. Het rapport is opgesteld in samenwerking met belangrijke partijen, zoals het IPO en twee ministeries. Er worden 10 prestatie-indicatoren in benoemd die overal in Nederland ingevoerd zouden moeten worden. “Alle betrokken partijen wensen zich te laten aanspreken op hun prestatie.”, zo staat er verder te lezen. Het is geen gemakkelijke opgave en daarom zal pas met ingang van 1-1-2009 het systeem bij alle Bureaus Jeugdzorg in Nederland in werking kunnen zijn.
Interessant! Inmiddels is het 2012 en ik heb er eens een paar jaarverslagen op nageslagen: Brabant, Rijnmond en Haaglanden. Wat blijkt is dat van het systeem met de tien prestatie-indicatoren weinig tot niets is terug te zien. Haaglanden rapporteert nog het meest, maar toch blijft het veelal steken op input- niveau: aantal meldingen, aantal gesprekken, aantal adviezen, etc. De mate waarin problemen zijn opgelost valt nauwelijks terug te lezen.
De vragen die daarmee opgeroepen worden zijn: hoe sturen ze nu echt? Worden de indicatoren uit 2006 gebruikt? Waarom wordt daarover niet verantwoord? Ik kom er niet uit. Ik wil graag geloven dat een strakke sturing de werkelijkheid is, maar kan vooralsnog niet anders concluderen dan dat het vooral een droom lijkt te zijn.

maandag 21 mei 2012

Lenteakkoord ingrijpend voor gemeenten


Bezuinigen, bezuinigen en bezuinigen, is al geruime tijd het credo bij de meeste gemeenten. Het onlangs gesloten Lenteakkoord doet daar nog een schep bovenop. De belangrijkste gevolgen voor gemeenten op een rijtje: 

- De totale bezuinigingen in het akkoord bedragen 16 miljard euro. Doordat de hoogte van het gemeentefonds gekoppeld is aan omvang van de rijksuitgaven, zal dus het gemeentefonds naar rato worden gekort (trap-op-trap-af-methodiek). Gemeenten krijgen dus minder geld en zullen moeten bezuinigen.

- Vanaf volgend jaar moeten gemeenten, provincies en waterschappen verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. De partijen verwachten dat de staatsschuld naar beneden wordt gebracht wanneer lagere overheden worden gedwongen zaken te doen met het Rijk. Het gevolg hiervan voor gemeenten is, dat zij vermoedelijk enerzijds een lager rendement op hun vermogen halen en anderzijds hun mogelijkheden om te investeren beperkter worden. 

- Door de maatregelen van het kabinet wordt het lastiger om een hypotheek te krijgen of in elk geval worden de voorwaarden minder gunstig. Dit heeft een negatief effect op de woningmarkt. Het gevolg daarvan is dat het een drukkend effect op de huizenprijzen zal hebben. Een gevolg daarvan is dan dat gemeenten minder OZB zullen kunnen innen bij hun ingezetenen.

Ambtenaren moeten twee jaar genoegen nemen met een nullijn. Deze maatregel lijkt (financieel) gunstig voor gemeenten, maar het effect wordt teniet gedaan als gemeenten naar rato minder geld krijgen in het gemeentefonds. Bovendien heeft de VNG juist een voorlopig CAO-akkoord met de vakbonden afgesloten, dat uitgaat van  1 procent loonsverhoging per 1 januari van dit jaar, dan nog eens 1 procent per 1 april en in augustus een eenmalige uitkering. Als dat ongewijzigd blijft, dan betekent het dus dat de nullijn betaald moet worden uit de gemeentebegroting en ook dat leidt tot extra bezuinigingen.