zondag 19 februari 2012

Gemeentefinanciën zonder fineuten?

Als ik de krant moet geloven, dan zou een Rotterdams raadslid de suggestie hebben gedaan om de helft van de Rotterdamse ambtenaren weg te bezuinigen die zich bezig houden met financiën. Zij zitten niet in het primaire proces of in de uitvoering. Overhead dus, waar je ook wel zonder kan. Volgens mij is het een onzinnig idee.

Toen het geld nog overal tegen de kades klotste, viel een bepaalde inefficiënte of een gebrek aan sturing niet meteen op. In een periode waarin alle zeilen moeten worden bijgezet, valt het des te meer op als er niet goed op de centjes wordt gelet. De financiële problemen die bij gemeenten zijn ontstaan in de afgelopen jaren zoals bij de sociale dienst in Rotterdam, bij grondbedrijven of in de welzijnsportefeuilles, zijn vaker te wijten aan een tekort aan financiële mensen, dan aan een overschot. Vaak worden dit soort beleidsterreinen in overmaat gedomineerd door mensen met inhoudelijke kennis. In hun enthousiasme voor de inhoud, is er dan te weinig aandacht voor hoe het betaald en beheerd moet worden.

Natuurlijk, is het zo, dat als de hele gemeentelijke organisatie kleiner wordt, dat dan ook de financiële afdeling wel met wat minder toe kan. Het moet dan echter proportioneel zijn. In deze tijd de helft van de financiële mensen aan de kant zetten is net zoiets als in oorlogstijd bezuinigen op het leger. Niet verstandig.

Daarbij komen nog andere argumenten. Ten eerste krijgen gemeenten de komende jaren te maken met decentralisaties, die ervoor zorgen dat een gemiddelde gemeentelijke begroting zo’n 17% groter wordt. Dat budget moet wel beheerd en gecontroleerd worden en dat vraagt eerder om meer dan om minder handjes. Een ander zorgpunt is wat in Binnenlands Bestuur de “financiële braindrain” wordt genoemd. Steeds minder studenten kiezen ervoor om zich te bekwamen in de overheidsfinanciën. Op termijn wordt dat een groot probleem, ook voor gemeenten.

Gemeenten moeten in deze crisistijd zuinig zijn… vooral op hun financiële deskundigen.

vrijdag 20 januari 2012

Aanbesteden van welzijn en dan…?

Veel gemeenten overwegen om hun welzijnswerk aan te besteden. Sommige doen het deels, sommige in fases en weer andere willen alles in een keer doen met een “big bang”. Over het wel of niet aanbesteden van welzijn valt op zich al veel te zeggen. Mocht echter de keuze zijn gemaakt om het te doen, dan is er een aantal zaken waar op gelet moet worden. Hier zijn enkele tips afkomstig van verschillende betrokkenen bij zulke trajecten, maar ook uit mijn eigen ervaring als bestuurder, toen ik zelf ooit een aanbestedingstraject ben gestart. Het zijn veelal open deuren, maar je zult er maar net een over het hoofd zien…

- Bedenk vooraf alle processtappen en hoe daarover gecommuniceerd gaat worden.

- Bedenk vooraf wat de beoordelingscriteria zijn.

- Bedenk wat de juridische implicaties zijn en wat voor soort procedure er het meest geschikt is om te volgen.

- Bedenk vooraf welk deel van het bestaande aanbod stopgezet of vervangen gaat worden als gevolg van de aanbesteding en ruim voldoende tijd in om de betreffende subsidierelaties naar behoren stop te zetten.

- Bedenk vooraf hoe de overgangsperiode tussen de oude en de nieuwe aanbieders eruit moet zien en wat u daarin van beide verwacht.

- Wilt u aanbesteden in percelen (zo ja, welke?) of is alles één perceel?

- Welke bestaande voorzieningen (bijvoorbeeld succesvolle vrijwilligersinitiatieven) vallen buiten de aanbesteding en hoe moeten aanbiedende partijen daar in hun bod rekening mee houden?

- Neem in het bestek op dat aanbieders ruimte in hun bod moeten opnemen voor innovatie. Als ieder zo goedkoop mogelijk aanbiedt, is de kans groot dat niemand een innovatiebudget opneemt, terwijl het wel belangrijk is.

- Neem in het bestek op dat aanbieders aangeven hoe zij denken samen te werken met andere partijen in het sociale domein (onderwijs, woningcorporaties, etc.).

- Neem in het bestek op dat aanbieders aangeven hoe de burger in stelling kan worden gebracht. (Mensen helpen het zelf te doen, in plaats van het voor ze te doen.)

Veel succes!

woensdag 23 november 2011

Waar zitten de “winstpakkers” bij de decentralisaties?

De Rijksoverheid en de provincies gaan taken overdragen aan de gemeenten. De gemeenten staan aan de vooravond van drie grote decentralisaties:

- Begeleiding gaat van de AWBZ naar de WMO;

- Jeugdzorg gaat van de provincie naar de gemeente;

- Er komt een nieuwe Wet Werken Naar Vermogen.

De gedachte achter deze decentralisaties is, dat gemeenten de uitvoering beter zouden kunnen doen dan het nu gebeurt, waardoor het effectiever en efficiënter kan. In totaal zou het zo’n 5% goedkoper moeten kunnen. Een belangrijke winst zou te halen moeten zijn door het beleid voor deze drie terreinen op elkaar af te stemmen.

Wat ik mij nu afvraag is waar dat voordeel vandaan moet komen en waar de synergie zit? Organisatorisch gezien zal het niet meevallen. Binnen een gemeente vallen de drie beleidsterreinen vrijwel altijd onder twee en soms zelfs drie directies/afdelingen. Het zijn vrijwel altijd verschillende ambtenaren (en wethouders) die zich ermee bezig houden. Elk van de afdelingen of ambtelijke teams heeft zijn handen meer dan vol aan het voorbereiden van zijn eigen decentralisatie. Op zich is dat al knap ingewikkeld, er zijn veel onzekerheden, een krap tijdspad en het gewone werk moet ook gedaan worden. Het over de muur van het eigen beleidsterrein heen kijken valt dan niet mee. Met andere woorden: iedereen heeft zijn handen vol aan zijn eigen transitie, maar wie zorgt nu voor de integrale transformatie?

Inhoudelijk gezien vind ik het ook nog niet zo eenvoudig om de “winstpakkers” aan te wijzen. Uitkeringen worden straks verstrekt op gezinsniveau, in plaats van op individueel niveau. Hier is misschien vanuit de andere beleidsterreinen op aan te haken, zodat er minder lijntjes naar één gezin lopen en de problematiek integraler aangepakt kan worden. Verder zit er vast wat overlap tussen activering van een werkloze, activiteiten voor lichtgehandicapten of begeleiding van jongeren en soms betreft het één en dezelfde persoon. Als je dat soort zaken goed weet te combineren valt er hier en daar misschien wat winst uit te filteren. Toch heb ik de grote klappers nog niet ontdekt. Wie ziet ze wel? Ben benieuwd naar ideeën en goede voorbeelden!

vrijdag 21 oktober 2011

Wat is leiderschap?

Vandaag had ik een discussie met iemand over wat nu eigenlijk de kenmerken zijn van een leider in een maatschappelijke onderneming (of elders). Een onderwerp dat natuurlijk van alle tijden is, maar de visie erop is niet altijd gelijk geweest. Zo wordt momenteel veel gesproken over "dienend leiderschap". Zelf niet voor de troepen gaan staan en de instructie geven, maar zorgen dat de randvoorwaarden er zijn, zodat de troepen optimaal hun eigen weg kunnen gaan.
Verder is leiderschap natuurlijk altijd afhankelijk van de context. Misschien was Jan Timmer de ideale generaal om operatie Centurion bij Philips uit te voeren, maar zou hij ongeschikt zijn om leiding te geven aan een ambtelijke stuurgroep die de randvoorwaarden moet verkennen voor een nieuw duurzaamheidsbeleid in een Europese context (wie is daar overigens wel geschikt voor???).
Mijn eigen opvatting is vrij simpel. Ik denk dat een goede leider drie eigenschappen moet hebben: 1. het hebben van een visie, 2. de vaardigheid om die visie op alle niveaus goed te communiceren en 3. een rechte rug op het moment dat er tegenwind komt.
Juist nu veel organisaties onder druk staan en er hier en daar sprake is van crisisachtige situaties wordt het kaf van het koren gescheiden als het aankomt op leiderschap. Ik zie veel bestuurders waar één van de drie eigenschappen ontbreekt. Maar zo nu en dan zie je ook iemand die alle drie de onderdelen beheerst en dat zijn volgens mij de toppers die nu hard nodig zijn!