vrijdag 22 juni 2012

Risico’s garantstelling geldt ook voor gemeenten


De Algemene Rekenkamer heeft gisteren een rapport uitgebracht waaruit blijkt dat de Rijksoverheid risico’s loopt door zich met enige regelmaat voor van alles en nog wat garant te stellen (zie: hier). De Tweede Kamer krijgt momenteel geen periodiek en integraal inzicht in de risico’s voor de overheidsfinanciën, en de mogelijkheden om deze te beheersen.
Voor gemeenten is dit volgens mij eveneens een belangrijk aandachtspunt. Formeel is overigens wel geregeld dat de gemeenteraad inzicht moet krijgen in de risico’s. Deze dienen namelijk gerapporteerd te worden in de verplichte paragrafen van de Programmabegroting. Desondanks, heb ik verschillende keren van nabij meegemaakt dat het erg verleidelijk kan zijn voor een gemeente om een garantstelling af te geven voor bijvoorbeeld een kunstgrasveld of een voetbalkantine. In principe vind ik dat gemeenten dat niet zouden moeten doen. Door zich er mee in te laten gaan ze eigenlijk op de stoel van de banken zitten. Banken zijn erin gespecialiseerd om economische risico’s in te schatten en daar een prijskaartje aan te hangen. Gemeenten zijn dat niet. Het is dus maar zeer de vraag, waarom een gemeente een garantstelling zou moeten afgeven voor een sportvereniging, als die vereniging bij de bank niet verder geholpen kan worden.
Natuurlijk klinkt het sociaal en maatschappelijk betrokken om de voetbalclub een handje te helpen. Maar welke garantie kan de club geven dat het geweldig bestuur dat er nu zit er over 10 jaar ook nog zit? Mocht overigens een gemeente vanuit het maatschappelijk belang toch iets willen doen voor een sportvereniging, dan is het veel transparanter om gewoon een subsidie te geven. Daarvan is de hoogte en de duur op voorhand te overzien en er zit geen speculatief element in zoals bij een garantstelling. Kortom, wees voorzichtig met garantstellingen, ook als gemeente!

maandag 18 juni 2012

Sturing in jeugdzorg, droom of werkelijkheid?

Het imago van de jeugdzorg in Nederland is niet geweldig. Menig minister beloofde reeds dat de wachtlijsten zouden worden opgelost, maar wat er veelal van terecht kwam was een onopgelost hoofdpijndossier. Wellicht dat de decentralisatie naar gemeenten een doorbraak gaat vormen. In dat kader vroeg ik mij af waar nu eigenlijk op wordt gestuurd bij de Bureaus Jeugdzorg. In dit kader was het interessant om een in 2006 opgesteld rapport van de MO-groep tegen te komen met prestatie-indicatoren voor de Jeugdzorg. Het rapport is opgesteld in samenwerking met belangrijke partijen, zoals het IPO en twee ministeries. Er worden 10 prestatie-indicatoren in benoemd die overal in Nederland ingevoerd zouden moeten worden. “Alle betrokken partijen wensen zich te laten aanspreken op hun prestatie.”, zo staat er verder te lezen. Het is geen gemakkelijke opgave en daarom zal pas met ingang van 1-1-2009 het systeem bij alle Bureaus Jeugdzorg in Nederland in werking kunnen zijn.
Interessant! Inmiddels is het 2012 en ik heb er eens een paar jaarverslagen op nageslagen: Brabant, Rijnmond en Haaglanden. Wat blijkt is dat van het systeem met de tien prestatie-indicatoren weinig tot niets is terug te zien. Haaglanden rapporteert nog het meest, maar toch blijft het veelal steken op input- niveau: aantal meldingen, aantal gesprekken, aantal adviezen, etc. De mate waarin problemen zijn opgelost valt nauwelijks terug te lezen.
De vragen die daarmee opgeroepen worden zijn: hoe sturen ze nu echt? Worden de indicatoren uit 2006 gebruikt? Waarom wordt daarover niet verantwoord? Ik kom er niet uit. Ik wil graag geloven dat een strakke sturing de werkelijkheid is, maar kan vooralsnog niet anders concluderen dan dat het vooral een droom lijkt te zijn.