In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg worden
gemeenten geacht om zorgcontinuïteit te bieden. Dit houdt in dat kinderen die
op 1 januari 2015 in zorg zijn, gedurende 2015 het recht op die zorg behouden.
Op zich is dat een fijne maatregel, voor de kinderen die het betreft, maar
uiteraard zit er een kostenplaatje aan. Als je gaat transformeren en gaat
werken volgens een nieuwe werkwijze, zou een deel van deze kinderen namelijk
niet meer voor (dezelfde) zorg in aanmerking komen.
Naast de zorgcontinuïteit stellen veel gemeenten alles in
het werk om frictiekosten bij instellingen te voorkomen en om niet al te grote
veranderingen in één keer te willen doorvoeren. Deze maatregelen zijn begrijpelijk. Uiteraard
is er de gemeenten het nodige aan gelegen om niet al te veel over hoop te halen
en om een goede relatie met aanbieders te bewaren. Het nadeel hiervan is echter
dat er mogelijk te weinig wordt afgebouwd en te weinig getransformeerd. Als bewust
de inzet slechts beperkt wordt teruggebracht om frictiekosten te voorkomen, heb
je die kosten misschien niet, maar blijft het zorgvolume te hoog waardoor je op
die manier meer uitgeeft dan kan.
Daarnaast is er het risico dat er te weinig wordt getransformeerd. Aanbieders van dure specialistische zorg moeten dat afbouwen. Om te voorkomen dat er frictiekosten ontstaan, wordt er dan bij dezelfde aanbieders extra zorg van een lichter en/of ander kaliber ingekocht. Echter vanuit een transformatiegedachte, zou het wellicht beter zijn om bij een hele andere partij in te kopen die bijvoorbeeld veel meer doet op het gebied van preventie. Zo iets gebeurt dan niet omdat de oorspronkelijke aanbieder een deel van zijn omzet moet behouden. Er is dan dus een sub-optimale situatie.
Daarnaast is er het risico dat er te weinig wordt getransformeerd. Aanbieders van dure specialistische zorg moeten dat afbouwen. Om te voorkomen dat er frictiekosten ontstaan, wordt er dan bij dezelfde aanbieders extra zorg van een lichter en/of ander kaliber ingekocht. Echter vanuit een transformatiegedachte, zou het wellicht beter zijn om bij een hele andere partij in te kopen die bijvoorbeeld veel meer doet op het gebied van preventie. Zo iets gebeurt dan niet omdat de oorspronkelijke aanbieder een deel van zijn omzet moet behouden. Er is dan dus een sub-optimale situatie.
Recentelijk is uit een brief van de staatssecretaris aan de
Algemene Rekenkamer gebleken welke bedragen VWS in 2015 denkt te korten op de
gemeenten. Daaruit blijkt dat er geen sprake meer is van de oorspronkelijk 4%
oplopend naar 15% in 2017. Gemeenten moeten rekening houden met percentages die wel eens fors hoger zouden kunnen liggen.
Het gemeentebestuur dat op weg naar verkiezingen nog even
rustig aan wil doen of dat de warme relatie met zijn bestaande zorgaanbieders
nog even in stand wil houden, kan dat uiteraard doen. Wel is het dan zaak om nu
al meteen te bedenken welke zwembaden er straks gesloten gaan worden om het gat
in de begroting te dichten dat vermoedelijk gaat ontstaan.