woensdag 13 februari 2013

Aanpak salarissen corporatiesector populisme of realisme?

In de brief van minister Blok aan de Tweede Kamer over het akkoord op de woningmarkt, staat dat corporaties geacht worden de verhuurdersheffing en hun investeringen te betalen uit onder meer verlaging van salarissen in de corporatiesector. Ik vraag mij af waarom dat er staat. Het lijkt erop dat het vooral een reactie is op de exorbitante topsalarissen van enkele corporatiedirecteuren in de sector. Als dat zo is, dan dient zich de vraag aan of er maatregelen gaan volgen die specifiek gericht zijn op het innen van een extra heffing bij die corporaties waar de desbetreffende zonnekoningen werkzaam zijn. Vooralsnog lees ik daar niets over. Als de berekeningen die ten grondslag liggen aan het akkoord een generiek karakter hebben, waarbij alle corporaties over een kam worden geschoren, dan zou dat bedenkelijk zijn. In feite komt het er dan op neer dat corporaties met passende salarissen veel minder investeringsruimte hebben dan corporaties met topsalarissen. Aanvullend beleid met een differentiatie op corporatieniveau is dus nodig om de regeling reëel te laten zijn. Zo niet dan is het een populistische opmerking in het akkoord met een averechts effect voor de goede corporaties in de sector.

donderdag 24 januari 2013

Eed van Hippocrates is drogreden van artsen GGZ in discussie over besparing

Gisteren is een advies uitgelekt van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) over hoe in de toekomst goedkoper gewerkt kan worden in de geestelijke gezondheidszorg. Een belangrijk uitgangspunt daarbij zou dan moeten zijn dat verzekeraars het behandelen van vastgestelde ziektes nog wel vergoeden, maar het behandelen van klachten (zonder dat een ziekte is vastgesteld) niet. De aanleiding hiervoor is de ernstig uit de hand lopende zorgkosten.
In het journaal werd hierop vanuit de sector gereageerd door een GGZ-arts. Hij gaf daarbij aan dat deze maatregel onuitvoerbaar zou zijn omdat artsen dan in strijd zouden moeten handelen met hun beroepseed. Voorts zou dat er dan toe leiden dat bewust andere diagnoses gesteld zouden worden om zo wel in aanmerking te komen voor een vergoeding.
Het beroepen op de eed is volgens mij een drogreden. De eed schrijft voor dat patiënten zo goed mogelijk behandeld moeten worden, maar niet dat dat op voorwaarde is van een financiële vergoeding. Ik pleit er hier niet voor dat artsen maar gratis moeten gaan werken, echter het verschuilen achter die eed is niet correct. Vervolgens zou het bewust vaststellen van een andere diagnose (het opstarten van een andere DBC) overigens wel in strijd zijn met de eed. Er wordt dan namelijk gesjoemeld met de geneeskunst en je kunt moeilijk stellen dat die op die manier juist wordt uitgeoefend.
Al met al is het natuurlijk een ingewikkelde kwestie. De kosten rijzen de pan uit en daar moet iets aan worden gedaan. Naar mijn mening dienen de artsen te opereren binnen de spelregels zoals die worden vastgesteld door degene die gaat over het geld.
De bekostiging via DBC’s kent veel nadelen als het gaat om sturen op kostenbeheersing. Idealiter zouden naar mijn mening artsen zelf een budget moeten krijgen waar ze binnen moeten blijven. Als hun streven dan is om op grond van hun eed zo goed mogelijke hulp te verlenen, dan zouden ze op basis van dat uitgangspunt wellicht ook kunnen kijken wie het meest urgent de intensiefste hulp nodig heeft en welke de lichtere gevallen zijn waar minder inzet voor mogelijk is. Op die manier wordt de verantwoordelijkheid voor de kosten dichter gelegd bij degene die gaat over het maken van de kosten. Dat zou volgens mij vooruitgang zijn, maar wel een grote verandering voor de dokter. Bijzonder lastig, maar meer zorg leveren dan er geld is, kan evenmin een oplossing zijn.

zaterdag 29 december 2012

Er valt het nodige te besparen in de zorg, ik heb het zelf gezien

Vier weken geleden ben ik voor de tweede keer vader geworden. Een onvergetelijk moment! Gedurende de afgelopen periode hebben wij op diverse manieren te maken gehad met vormen van zorg: thuiszorg, kraamzorg, ziekenhuis, verloskundigen, apotheek, etc. Onze algemene indruk is dat wij voortreffelijk zijn geholpen en dat de kwaliteit van de geleverde zorg bijzonder hoog was. Wij zijn zeer tevreden. Tegelijkertijd is me opgevallen, dat er weinig kostenbewustzijn was bij de zorgverleners.
Enkele weken voor de bevalling moest ik “bedsteunen” ophalen bij de thuiszorgwinkel. Deze steunen kosten een paar euro per week. De vriendelijke mevrouw die mij hielp, raadde mij aan om meteen ook een bedsteun en een badplank mee te nemen. “Het is gratis, want de verzekering betaalt.” en zo ging ik met een pakket ter waarde van 12,65 Euro per week de deur uit. Wanneer ik het terug moest brengen? “Ziet u maar wat u uitkomt meneer, tot ziens.”.  Stel dat iedere kraamverzorgster haar eigen setje bedsteunen meeneemt naar haar klanten en dat voor aanvullende producten een eigen bijdrage geldt, die verhoogt wordt als de producten langer dan een bepaalde periode worden afgenomen. Dan valt er het nodige te besparen!
Omdat mijn vrouw enkele dagen na de uitgerekende datum nog niet was bevallen, kregen wij het aanbod van het ziekenhuis dat zij ingeleid zou worden om zo de bevalling op gang te brengen. Medisch was er geen noodzaak toe. Na het nog een aantal dagen aan te hebben gezien, zijn wij op het aanbod ingegaan. Als een dergelijk aanbod niet zou worden gedaan en er pas wordt ingeleid zodra er een medische noodzaak is, zal dat kosten uitsparen, omdat een aantal bevallingen alsnog spontaan zal gebeuren. Het is erg comfortabel dat het zo kan, maar als er een eigen bijdrage gevraagd zou worden bij het voortijdig inleiden zonder medische noodzaak, dan valt er het nodige te besparen!
Terwijl wij er waren, vond er in het ziekenhuis een verbouwing plaats op de kraamafdeling. Er komt voor elke moeder een aparte kamer, zodat ze niet meer met vier op één zaal hoeven te liggen. De reden is, dat er kraamhotels zijn waar dat al zo is. Het ziekenhuis moet daarin mee om de concurrentie aan te kunnen, zo werd mij verteld. Mooi deze kwaliteitsverbetering. Als er echter vanuit zou worden gegaan dat de standaard een vier-persoonszaal is, en dat luxere varianten daarop mogelijk zijn, mits de meerkosten door de patiënt worden vergoed, dan valt er het nodige te besparen!
 Na de bevalling kregen we kraamzorg. Omdat mijn vrouw een buitenlandse nationaliteit heeft, raadde het kraamzorgbureau ons aan om aan te geven dat ze de Nederlandse taal niet goed spreekt. Vrouwen die niet goed Nederlands kunnen, hebben recht op vijf uur extra kraamzorg. Wij hebben hier geen gebruik van gemaakt, want mijn vrouw is ingeburgerd en spreekt prima Nederlands. Toch vind ik het een erg rare regeling. Waarom moeten mensen die wel de moeite hebben genomen om de taal goed te leren, extra premie betalen om extra zorg te bekostigen voor mensen die niet de moeite hebben genomen om de taal goed te leren? Bizar! Aanvullende zorg voor mensen die de taal niet goed spreken, moet door die mensen zelf betaald worden, dan valt er het nodige te besparen!
Er valt het nodige te besparen in de zorg. Uiteraard is mijn ervaring mogelijk niet representatief voor de hele zorg. Bovendien wil ik nogmaals benadrukken dat wij erg blij zijn met wat ons is geboden. Tegelijkertijd, kan ik mij echt niet aan de indruk onttrekken, dat het een stuk goedkoper kan, zonder dat dat meteen tot onmenselijke taferelen hoeft te leiden. Wat meer kostenbewustzijn bij de zorgverleners, zou al een hele stap kunnen betekenen!

dinsdag 30 oktober 2012

Toekomst deelgemeenten is kiezen tussen twee kwaden


Hoe moet het verder met de deelgemeenten? Een vraag die zo oud lijkt te zijn als de weg naar Kralingen. De discussie stopt nooit, sluimert altijd door en gemiddeld eens per half jaar laait hij op. De laatste keer echter leek een doodsteek dan toch nabij. Het kabinet had op, naar mijn mening zeer vage gronden, het besluit genomen dat het klaar moest zijn. De Tweede Kamer steunde het voorstel en ook in de Eerste Kamer lijkt er een ruime meederheid voor te zijn. Jammer, dat wel. Deelgemeenten kunnen een goede bijdrage leveren aan ons lokaal bestuur, mits ze goed worden uitgerust en iedereen zich aan de decentralisatiespelregels houdt (gemeente en deelgemeenten blijven weg uit elkaars beleidsterreinen). Maar goed, beter afschaffen dan half in stand houden en beter duidelijkheid dan een eeuwige discussie, de duidelijkheid was nu verschaft!
Helaas… Amsterdam en Rotterdam leggen zich niet bij het besluit neer en gaan toch weer op zoek naar een alternatief. Volgens mij is dat het ergste scenario dat kon gebeuren. Met een goed mandaat in stand houden, zou kunnen en afschaffen zou kunnen, maar geen tussenvorm. Tussenvormen zijn in dit geval gedrochten. Ze tonen grote democratische mankementen, scheppen een schijnwerkelijkheid voor burgers, stimuleren niet dat ambitieuze goede mensen deelnemen in de structuur, zijn inhoudelijk een wassen neus omdat ze geen bevoegdheden hebben en leveren nauwelijks besparing op, omdat surrogaat vrijwel hetzelfde kost als echt.
In Rotterdam zijn er nu twee modellen bedacht waar uit gekozen zou kunnen worden. Een model met gebiedsbestuur en een model met wijkparticipatie. Beide zijn extreme vormen van exotisch bestuurskundig hobbyisme, die in de praktijk op veel praktische bezwaren stuiten.
Bij het gebiedsbestuur kiezen Rotterdammers 100 personen die een plan moeten gaan maken voor de deelgemeentegebieden. Zij zijn op persoonlijke titel gekozen en zijn dus aan niemand verantwoording verschuldigd gedurende de vier jaar na de verkiezingen. Als ze er een potje van maken, kan niemand ze wegsturen. Daarnaast is het al erg de vraag wat voor soort mensen zich kandidaat gaan stellen en hoe zij tot een soort van coalitie moeten komen om een plan te maken. Ook als zij een plan maken dat haaks staat op de visie van het gemeentebestuur is onduidelijk wat er dan moet gebeuren. Kortom, een vreemd experiment, waarvan het ook nog eens de vraag is, welk probleem er mee wordt opgelost en wie hier blij van zou moeten worden, behoudens de 100 winnaars van de beauty-contest.
Bij de wijkparticipatie, krijgen we een soort districtenstelsel, met één gekozen vertegenwoordiger per wijk. Een systeem van “the winner takes it all”. In Rotterdam zijn twee partijen veruit het grootst, en zij zullen dus de 55 wijkraadszetels onderling verdelen, al is het het meest waarschijnlijk dat de grootste van deze twee vrijwel alle 55 zetels in de wacht zal slepen. Vervolgens wordt de wijkvertegenwoordiger een soort wijkkoning die eveneens geen verantwoording meer hoeft af te leggen aan een volksvertegenwoordiging, met alle risico’s op cliëntilisme en dergelijke van dien, zoals Rotterdam dat kende vanuit de stadsvernieuwing en waarvan de laatste uitwassen nog steeds niet zijn uitgewist.
Er zijn nog veel meer redenen te bedenken waarom de beide Rotterdamse alternatieven hopeloos zijn. Ik laat het hier nu even bij. Afschaffen betekent afschaffen (hoe jammer misschien ook), maar laten we dat dan nu wel doen!